Martien Keizer, Ted Mol en Piet Wagenaar is goed voor een boekwerk aan anekdotes. De vrienden blikken terug op tientallen jaren aan Keuter Kermis. Ze hebben er weer bar zin an.
Het is een mooie middag bij de Welkomst. De heren zitten er vaker. Voor de rasechte Keuters is het een stamcafé. Als er iets te doen is, dan zijn ze er. Ook met Keuter kermis, natuurlijk.
Waar waren jullie nou!
“Natuurlijk! Zo zat ik hier vorig jaar, zoals ieder jaar, ook op kermiszondag. Kwam er niemand! Ja, het was coronatijd, maar dat is geen excuus. Ik was razend en heb ze op de kermisborrel op maandag allemaal de les gelezen. Zondag is reüniedag bij de Welkomst en daar hoor je te zijn.”
Martien vertelt het lachend, maar nijdig was hij echt. Zo belangrijk is de traditie voor hem.
Groot verlies
Met zijn 66 jaren is hij een van de oudsten van de vriendengroep. Hij is zijn Keut altijd trouw gebleven en deelde er lief en leed. In 1994 verliest hij zijn vrouw Karin van der Gragt bij een auto-ongeluk. Ze is nog maar 30 jaar. Een zware dobber die het hele dorp treft. Zo’n verlies moest niet mogen.
“De jaren ’90 waren geen beste jaren. Naast Karin verloor ik meer dierbaren. Maar we hebben wel altijd kermis gevierd. Je kunt wel op je stoel blijven zitten, maar daar schiet je niks mee op. Karin vond de kermis ook altijd geweldig. Nog ieder jaar ga ik op kermiszaterdag eerst naar het kerkhof en daarna naar het café.”
Nieuwe liefde
Met Karin voorgoed in zijn hart vindt Martin nieuw geluk. Hij wordt verliefd op de al net zo Onderdijkse Lia Smit. Het komt eigenlijk te vroeg, zo vinden ze zelf, maar wie bepaalt dat? De liefde blijkt sterk genoeg. Inmiddels zijn ze al weer heel wat jaren samen en voelen de drie kinderen én twee kleinkinderen van Lia ook voor Martien als eigen. En ook zij gaan allemaal graag te Keuter Kermis.
Vast padje
Er verandert veel, maar wat altijd blijft is de kermis en het vaste padje van de vriendengroep.
Op zondag te reünie bij De Welkomst, op maandag op de kermisborrel bij Siem Grooteman en op dinsdag bij Piet Wagenaar. Het is een grote en hechte groep vol echte Keuter coryfeeën waaronder de broers Jacques, Peter en Nico Dudink, Aad Laan, Aad Grooteman, Kees Haakman, Peter Manshanden, Martin Hauwert, Siem Grooteman, Polle en de helaas overleden Willem Mol. En natuurlijk Martien Keizer, Ted Mol en Piet Wagenaar.
Kermisvissen
Martien: “We gaan ook al vele jaren met een deel van de groep te vissen met kermis. Voorheen starten we op zondagochtend om 7.30 uur met de viswedstrijd van de visclub. Nu we een daggie ouder zijn, gaan we op zaterdagmiddag met de schuit de Vliet op. Wie de meeste vissen haalt. Vroeger waren we wel met 35 man, nu met zo’n 15 tot 20. Altijd een mooie start van kermis.”
Gekookte eieren
Bepaalde tradities liggen vast, maar wat er precies gebeurt met kermis is altijd weer een verrassing.
Martien: “Kermis is een tijd van gekkigheid. We zullen al wat beleefd hebben. En sommige dingen worden dan vanzelf weer traditie. Zo gaf ik vroeger met Karin altijd een borrel op de dinsdag. Ik zorgde dan altijd voor gekookte eieren, als happie tussendoor. Eiwitten zijn goed als bodem. Niet goed eten betekent brak. Nu ga ik al vele jaren op maandag en dinsdag naar de borrels van Siem en Piet en neem ik altijd een zak met gekookte eieren mee. Daar rekent iedereen op. Vroeger nam ik ook zout en mayo mee, dat verwacht ik nu van de gastheren.
In de tijd dat Cees en Sietske Duijn in ‘t Hart van Onderdijk zaten, nam ik de eieren ook mee daar naartoe.”
Witte maandag
Ted Mol (63), ook wel bekend als de voddenboer, kijkt ook terug op vele legendarische kermissen. Hij was mede-oprichter van het kermiscomité zo’n 30 jaar geleden.
“Ik bedacht het thema ‘Witte Maandag’ ergens halverwege jaren ’90. Ronnie Tober trad op. Iedereen ging in het wit. Als voddenboer had ik veel kleding verzameld. Mensen konden komen uitzoeken. Zelf ging ik als Anton
Heijboer met mijn 3 bruiden: Nicolette Broedersz, Elly Broedersz en Simone de Ridder. Onze dochters waren bruidsmeisjes.
De jaren ’90 bij Cees en Sietske waren sowieso machtig. Ze haalden Jacques Herb, Ronnie Tober en George Baker naar Onderdijk.
Topartiesten in die tijd.”
Spoelbakduiken
De dinsdagavond stond jarenlang in het teken van het spoelbakduiken. Als de achterbar dicht ging stond er een rij klaar om bij kop en kont gepakt te worden om een frisse duik in de spoelbak te nemen.
Zo ging Ted op de bewuste dinsdag met duikbril en zwemvliezen te kermis. Sommige kop en kont pakkers waren zo enthousiast dat ze ook mensen pakten die niet stonden te springen om een duik te nemen. Het liep gelukkig altijd met een frisse sisser af.
Bups Place
De onschuldige bedenksels van de kermisvierders hadden nog wel eens verstrekkende gevolgen. Zo moesten Ted Mol en Peter Dudink zich melden bij de politie.
Ted: “Wilma van De Welkomst kreeg een relatie met Bup. Hij zei: ‘Volgend jaar heet het hier Bups Place’. Daar wilden we een grappie mee uithalen. Met witte verf kalkten we ’s nachts ‘Bups Place’ hier voor op straat. Pé wist van geen ophouden en kalkte er onze bijnamen bij: Ted Spa en Pe Cis. Stonden er ineens een paar politiemannen bij. Wij hadden best een leuk praatje met ze, maar we moesten ons wel melden, zeiden ze. Precies op dat moment kwam er een dronken gast met een rotgang uit de Van Velzenstraat rijden. Hij ramde de paal waar ik net op had gezeten. Enorm schrikken natuurlijk, de politie erachteraan. Dat melden hoefde vast niet meer, dachten wij. Maar daags erna kwam de politie bij mijn vrouw Ellis aan de deur. Uiteindelijk hebben we ons op verzoek gemeld in Grootebroek. Daar bleken ze van niets te weten. Dat kalken hebben we nooit meer herhaald.”
Geitenkabaal
Piet (65): “Zo hebben we ook een keer twee geiten uit verschillende tuinen bij elkaar gezet. Ze maakten zoveel lawaai. Het idee was ze op de kermis te zetten, met hekken van de Zweef eromheen. Uiteindelijk werd het de tuin van Gerrit Bakker. Daar aten ze de boom kaal, maar ze waren wel lekker rustig.”
Thuis in Keut
Hoewel de heren nog altijd voluit te kermis gaan, maken ze het niet meer zo bont als vroeger. Martien: “De gekkigheid laten we aan de jeugd over. Het kermiscomité maakt er altijd weer een feest van. Tuurlijk zijn zij er vooral voor de jongelui, maar wij genieten ook van dat jonge volk. En wat ze ook organiseren, wij komen toch wel. Wij zijn hier thuis.”