Het is er dan toch van gekomen: Ton Boos (83) sluit zijn kapsalon en de schaar blijft in de la. Bijna een leven lang knippen, waarvan de laatste 48 jaar in ons dorp. Hij was nog maar een jongen toen hij begon. Na twee maanden ambachtsschool verzuchtten zijn ouders: “Wat moeten we met die joôn?”

Ton: “Na die school begon ik op de bouw, maar dat was mij te nat en te gortig, niet mijn ding. Mijn vader zat een keer op de stoel bij kapper Bot en die wist wel wat. Doodeman in Heerhugowaard leidde jongens op tot kapper. Al werkend leerde hij je de knijpjes van het vak. In 1954 was dat. Met de bus naar Hoorn, dan naar Hoogwoud en overstappen naar Heerhugowaard tot Verlaat en nog een stukje lopen. Ik zat daar in de kost en in de weekenden pendelde ik heen en weer, een jaar of vijf. Ik ging ook naar de kappersscholen in Hoorn en Alkmaar”.

Er volgden een paar jaren bij kapper Schuitemaker aan de Dorpsstraat. Hij had het geluk om daar een keer de pony van Lucy Commandeur te mogen knippen, die indruk op hem maakte. Zijn volgende periode was bij kapper Groot. Tussendoor was er nog Naastenliefde. “Dat vond ik altijd leuk om te doen. Je hielp een collega in de buurt, die tijdelijk zijn werk niet kon doen. Zo was ik een keer in Hoogkarspel. Na het knippen van een paar broers zeiden zij: “Voor vader”. Daar had ik geen trek in en ik zei hen dat ze meteen moesten betalen. Zij naar huis en geld halen. Heel raar vonden zij dat.”

In de tijd bij kapper Groot trouwde hij met Lucy. In hun verkeringstijd hadden zij al plannen voor een eigen kapsalon. Ton en Lucy: “Via kapperstijdschriften gingen we op zoek naar een kapsalon, het hele land door tot zelfs in Gelderland. In 1967 kwam het pand vrij waar we nu nog steeds wonen, maar het kwam er niet van. Uit piëteit voor kapper Groot wilden wij dat niet. Wel kwam er een kruidenierswinkeltje in Hoogkarspel te koop. Het werd dus Hoogkarspel. Lucy: “Wanneer ik van mijn werk kwam, kon ik zien of Ton een goede dag had gedraaid. Dan was het eten klaar en de boel opgeruimd. Bij een mindere dag kwam het daar niet van. Op de derde dag kwam er niemand, dus moest er nog gekookt worden.” 

Je moet even op gang komen, later ging het veel beter. En wie was zijn eerste klant? Cees van den Berg!

Na acht jaar Hoogkarspel, kwam het pand waar zij nu wonen wéér te koop en werd er niet getwijfeld. Het werd gekocht en het bleef daarna al die tijd hun woning met kapsalon. Maar niet allen kapsalon. Lucy: “Ik had voor die tijd al mijn middenstandsdiploma en tabaksdiploma gehaald. Ik begon in de kapsalon dus met een tabakswinkel. De tabakswinkel van Van Galen was al weg, anders zouden wij dat niet hebben gedaan. Ik heb dat tot 2005 gedaan. Ton werd 65 en mijn verkoop liep terug. Er werd minder gerookt en de concurrentie van de supermarkt was ook wel te merken.”

Terug naar de dorpskapper, die in 1975 in Wervershoof begon. “In die tijd was het heel gewoon dat je kwam binnenlopen, in de kapsalon plaats nam en rustig je beurt afwachtte. Het was altijd erg druk en er werd volop gepraat over van alles en nog wat. Natuurlijk werd ik er vaak bij betrokken en werd ik veelvuldig afgeleid. In 1978 ging ik op afspraak werken en werkte het een stuk rustiger. Ik was ook eerder klaar. Ik ben al die jaren in onze kapsalon als kapper werkzaam geweest. Toen ik de AOW-gerechtige leeftijd bereikte, piekerde ik er niet over om te stoppen. Ik had een vaste klantenkring en het werk was voor mij niet weg te denken. Natuurlijk spraken Lucy en ik er wel eens over, maar ik stopte niet, tot dit jaar. Er moet een keer een einde aan komen. De datum was 1 september, maar het druppelde nog even door. 1 oktober stopte ik echt. Maar helemaal lekker zit het me niet. Het kriebelt nog. Ook jammer van de vaste klanten met wie je ook een vriendschappelijke relatie kreeg.”

Ton maakte ook de periode van het lange haar mee. Jongens gingen in navolging van The Beatles niet meer voor het korte haar. “Begin jaren ’70 begon het. Het lange haar kwam in. Dat was een slechte beweging voor de kappers. Het werd langer en langer met 1973 als topjaar voor wat betreft de lengte. Daarna werd het weer korter en korter tot zelfs kaal in de huidige tijd. In die kwam er een jongen op de stoel. Er mocht van hem niks af, alleen een beetje bijwerken. Hij was net weg toen zij moeder belde. Zij was razend en zo luid van stem dat andere klanten konden meeluisteren. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om er niets af te halen. Een paar maanden later kwam zei met een kind. En wat denk je? Er mocht niets van af. Haar man kwam vaak bij mij en vroeg of ik wel eens kwaaie vrouwen aan de lijn had. Nee, antwoordde ik dan, ze ontdooien wanneer ze mij horen.”

En hoe deed kapper Boos het wanneer zijn eigen haar aan de beurt was: “Sinds ik knip, knip ik mijzelf. Ik kan dat onderhand ongezien doen. Wel haalt Lucy de nekharen weg.”.

Na een leuk gesprek, verlaat ik hen. Via de winkel. De toonbank, de kappersstoel, de spiegel, alles staat er nog als herinnering aan een kniptijdperk. Zal het dan toch nog? Nee, de winkel is dicht. 

Gerard Bot. 

Vorig artikelBurgemeester heeft vertrouwen in komst Crisisnoodopvang in Wervershoof
Volgend artikelLichtjesavond