Het geluk en ongeluk van Piet Hauwert
“Vreet je heer op, dan ken je pruiken skoiten” en “ben je helegaar bevroren!”
Het zijn kenmerkende uitspraken van vader Piet Hauwert. Die moeten er echt in hoor, benadrukt Trudy. Zijn bekende uitspraken behoren tot de weinige vrolijke herinneringen die zij heeft van haar vader. Als jongste telg van het gezin kent zij hem vooral als in zichzelf gekeerde man die veel dronk en in het dorp een slecht aanzien had. Maar klopt dat beeld eigenlijk wel? En hoe is haar vader dan zo geworden? 100 jaar na zijn geboorte gaat dochter Trudy Borm-Hauwert (60) op onderzoek uit en deelt zij haar verhaal met ons. Waarom? Omdat ze zijn naam wil zuiveren. Misschien niet nodig voor de buitenwereld, maar des te belangrijker voor haar binnenwereld. Je voorouders leren begrijpen heelt eigen wonden en doorbreekt het doorgeven daarvan aan volgende generaties.
Van Wervershoof naar Andijk en weer terug
Het leven van Piet begint als zovele levens. Zijn ouders Pieter Hauwert en Mina Buis verhuizen na hun trouwen van Wervershoof naar de Bangert in Andijk. Daar wordt Piet geboren op 25 juli 1923. In een klein dorpje in West-Friesland waar noeste arbeid op het land aan de orde van de dag is.
Als 2-jarig jongetje verhuist hij naar Wervershoof waar hij, te midden van 1 broer en 3 zussen geen leuke jeugd heeft. Zijn broer Niek wordt broeder in St. Paul in Arcen en zus Tini wordt non. Zij verblijft in het ziekenhuisklooster in Venlo.
Hun ouders zijn daar zo trots op. Als je het geloof volgt dan heb je het gemaakt. Piet daarentegen is een druk baasje, dat moet de kop ingedrukt worden. Wie niet luisteren wil moet maar voelen, is het devies. In een tijd waarin je moet ploeteren om de eindjes aan elkaar te knopen en emotie tonen iets is voor watjes. Dat laatste deed je maar in je eigen tijd.
Maar Piet laat zich niet temperen. Dat geploeter kan anders, vindt hij al jong. Hard werken is goed, maar hard genieten nog beter. Piet is een positieve man, die zich luchtig door het leven begeeft. Hij ontmoet zijn grote liefde Rie Kraakman in café ’t Haasje, tijdens kermis in Zwaagdijk. Ze vindt Piet grappig en niet zo verwaand. Dat zegt ze vaak.
Terug naar oost op het achteraffie
Rie werkt als kraamverpleegster. Ze werkt onder andere bij Bakker Swart en woont daar ook. Piet vindt dat ze veel te hard werkt en vraagt haar ten huwelijk. In die tijd is het gebruikelijk dat de vrouw na het trouwen stopt met werken buitenshuis.
Dat Rie dat heel jammer vindt, ontgaat hem totaal. Hij zou haar de gelukkigste vrouw van de wereld maken. Na hun trouwen in ’49 betrekken ze de bovenwoning aan Dorpsstraat nummer 90 waar een jaar later hun oudste kind Peter wordt geboren.
In die eerste jaren werkt Piet in Andijk bij het tuinbouwbedrijf van zijn neef Niek Breg. In navolging van zijn vader, die ook tuinder was, neemt Piet een tuindersbedrijf over aan de Dijkweg 400A in Andijk. Terug Oost op. Met vrouw en zoon betrekt hij de woning die wat achteraf staat en via een brug en overpad te bereiken is. In zijn ogen is het een paleis, hier zal bedrijf en gezin bloeien.
Het land biedt vruchtbare bodem voor tulpen, naast aardappels en bloemkool. In kassen verbouwt Piet tomaten in de zomer en witlof in de winter. Met de schuit brengt hij de geoogste goederen naar de veiling in Bovenkarspel. Ook het thuisfront blijkt op vruchtbare bodem te staan. In Andijk worden Merya, Ineke, Lia, Tineke, Karin en Hans geboren.
Naast werk en gezin heeft Piet veel hobby’s. Hij vormt een kaartersclubje met 4 vrienden. Eens per jaar gaan ze er op uit, samen met hun vrouwen. Hij leest graag en wordt lid van de bibliotheek. Daar zoekt hij uit welke boeken die door pastoor en bestuur te vrijpostig gevonden worden, geschikt zijn om uit te lenen. Ook helpt hij via de Vincentius vereniging, ontstaan uit de Christelijke traditie, mensen die het minder breed hebben. Ongeacht oorzaak, achtergrond of religie. Gelijke kansen voor iedereen, vindt hij.
Zijn grootste hobby is de muziek. Hij heeft een koffer grammofoon waar ze klassieke muziek en de Selvera’s op draaien. En hij heeft een witte mook; en trekzak waar hij zichzelf op leert spelen. Van In het groene dal, in het stille dal tot – veel later- liedjes van het Volksorkest. Hij zal ze nog vaak spelen in de Wervershoofse cafés, tot groot genoegen én vervelens aan toe. De mook blijft een belangrijke metgezel in zijn leven; Piet en de trekzak zijn onlosmakelijk verbonden.
Depressie altijd op de loer
Alle ingrediënten voor geluk zijn aanwezig in huize Hauwert te Andijk en toch loopt het anders. Moeder Rie doet haar uiterste best, maar wordt getergd door depressies. Achteraf moet zij na de geboorte van de oudste al een postnatale depressie hebben gehad. Als dat in die tijd al werd onderkend werd er in elk geval niet over gesproken. Het zou vanzelf wel overgaan.
Rie voelt zich niet fijn en een beetje weggestopt in het huis ‘op een achteraffie’ in Andijk, maar de drukte van het huishouden, de zwangerschappen en de grote zorg om kleine kinderen houden haar overeind. Ook als Tineke achter het huis te water raakt en door een lid van de familie Aker net op het nippertje van de verdrinkingsdood wordt gered, blijft de depressie onder het tapijt. En Piet heeft het niet in de gaten.
Tekst gaat door onder de foto
Totdat de astma van dochter Merya haar gezondheid dusdanig bedreigt dat dokter Kenter een gastgezin voor haar adviseert. Via een uitwisselingsprogramma woont Merya bij 3 verschillende gezinnen in Lomm, in de gemeente Venlo in Limburg. De hoop is dat een andere luchtvochtigheid haar goed zal doen. Maar liefst 4 jaren, van 1958 t/m 1962 is Merya in de kost aan de andere kant van Nederland. Iedere maand brengt Piet geld naar Limburg.
Het grote gemis vreet aan moeder Rie, de depressie krijgt de overhand. De situatie wordt onhoudbaar. Piet besluit het roer om te gooien. Als hij zijn tuinderij kan verkopen en van dat geld een huis laat bouwen in Limburg dan zal hij zijn vrouw het geluk kunnen geven dat zij zo verdient. Dan zullen depressies als sneeuw voor de zon verdwijnen. Naïef misschien, maar de dappere poging waard. En wat is het alternatief?
Piet verkoopt zijn bedrijf en neemt een aannemer in de arm voor de bouw van een huis in Lomm. Ondertussen werkt hij in een slachthuis in Hoorn waarna hij in Limburg in de kost gaat om daar aan het werk te kunnen.
Hij vindt een baan als opperman in de bouw in Duitsland, vlak over de grens. Rie en de kinderen verblijven nog in Andijk en Merya in het gastgezin. Het is een zware tijd voor ieder lid van het gezin, maar alles is gericht op een betere toekomst. In 1962 is het zover; met een grote vrachtwagen vol spullen en een auto vol kinderen rijdt het gezin naar Lomm, een nieuwe wereld in.
Tekst: Mieke de Beer-Koomen
Lees het vervolg volgende week in de Binding