Annie Zwan-Haakman (77) is oma van zes kleinszoons in de leeftijd van 9 tot 20 jaar. Haar liefde voor de kermis op het dorp deelt zij graag met hen. Als chaperonne op de kermis, als oppasoma thuis en als feestvierder in het café van haar dochters en schoonzoon. Wij spraken haar en haar jongste kleinzoon Josef.

Annie krijg de liefde voor kermis van thuis uit mee. Ze gaf het over aan haar dochters Paulien en Antoinet die het op hun beurt weer overgaven aan hun zoons. De jongste, Josef, vertelt samen met oma over hun beleving van kermis.

Hoe was kermis voor u als kind?
Voor ons gezin van kermis het hoogtepunt van het jaar. Vader had een bedrijf in bloemkolen en tulpen aan de Simon Koopmanstraat. Het was flink aanpoten. De kermis voelde als een beloning.  Mijn broers en ik kregen allemaal nieuwe kleren en gingen met vader en moeder wel twee avonden te lichieskermis. Vanaf een jaar of 16, 17 ging ik op maandag en dinsdag naar het Eerste Deuntje. Dat begon al om 10.00 uur. Met vriendinnen ging ik naar Glas, Dekker, Van Rooijen en Bot. Ja, de kroegen heetten anders, maar wij hadden het altijd over de namen van de eigenaar. Dan wist iedereen waar je naartoe ging.

Was kermis als getrouwde vrouw en moeder nog net zo leuk?
‘Ja juist! Mijn man Ton hield al net zo van kermis als ik. Op zondag kwam het hele span bij ons thuis, soep met brood eten. Daarna gingen we met zijn allen de kermis over, borreltje doen bij Jaap in Die Twee. Dat was toen al onze vaste standplaats. De kinderen vlogen uit en kwamen terug als het geld op was. Paulien en Antoinet en de mannen bleven op de kermis en de jongens logeerden bij ons. Gingen we overdag met ze over de kermis. Ook met Riet, de moeder van Pauliens man Peter. Met haar kon ik erg goed opschieten. Toen Josef werd geboren bleef ook hij logeren. Een dolle boel. Vooral de ochtenden vond ik zo gezellig, met zijn allen aan het ontbijt. Dinsdagavond kwamen de meiden dan terug van het barrelen en gingen we samen te lichieskermis.’

Tegenwoordig bouwen de meiden kermis vanachter de bar in hun eigen Hèt Café van Wervershoof. Voor kermisborrelen bij oma is geen tijd. En ook de jongens zijn op een leeftijd dat ze hun eigen –kermis- weg gaan. Ook Josef wordt steeds zelfstandiger. Dit jaar logeert hij niet meer bij oma, maar boven hèt Café.

Wat vind je ervan dat papa en mama moeten werken?
Josef: Niet zo erg hoor want ik ga toch met mijn vrienden naar de kermis.
Maar ’s avonds wil ik ook wel graag bij mama zijn. Ik slaap boven het café en papa en mama ook. Ik kan overdag in en uit lopen en ik mag extra lang opblijven.

Met wie ga je nu te kermis?
Josef: Met mijn vrienden Dennis, Nick, Jordi, Huub, Stijn en Sjoerd. En ook met mijn neef Ruben en zijn vriendin Yvonne. En misschien nog even met oma.

Wat vindt oma van de veranderingen?
Natuurlijk mis ik de kermisborrels en de logeerpartijtjes hier thuis. Maar ik heb nu meer vrijheid. Ik ben veel in Hèt Café en geniet enorm van de drukte. Ik ben erg trots op ze. Ze doen het toch allemaal maar. Het is fijn dat Josef daar nu kan slapen, toch een beetje thuis. Als je kinderen en kleinkinderen het goed hebben, heb je het zelf ook goed. En als ik Josef tegenkom stop ik hem wat kermisgeld toe. Ook daar ben je oma voor.

Rondje Favorieten

Leukste aan kermis
Josef: Dat ik met mijn vrienden ben en we elke dag in de snackbar kunnen eten.
Oma: De muziek en de mensen die initiatieven tonen en er samen een groot feest van maken. Ik ben 77, maar kan me nog lekker tussen de mensen bewegen en maak makkelijk een praatje. Daar geniet ik van.

Favoriete attractie
Josef: Skeeball. Ik ben daar heel goed in, won de eerste keer meteen 500 punten. Ik hou niet zo van bewegende attracties. Krijg er een vervelend gevoel van in mijn buik.
Oma: De Golfbaan. Dat was een soort Surfing. Van gokken hield ik nooit, zonde van het geld.

Favoriete band
Josef: Muziek maakt me niks uit. Met Dijkpop is het wat anders, dan mag ik backstage en kan ik om een handtekening vragen. Dat lukt op de kermis niet.
Oma: Erwin Nijhoff en Twenty Sicks.

Vaste prik
Josef: elke dag in de snackbar eten.
Oma: vroeger gingen we vaak naar ‘Slechte Tinus’; de snoepkraam in de hoek. Die man had altijd een geruiten overhemd aan en een hele ouwe pet op. Dat voelde heel vertrouwd. Tinus is er niet meer, maar nog altijd ga ik even langs de snoep- of oliebollenkraam.

Vorig artikelKermis Wervershoof 2018 in ’t Fortuin!
Volgend artikel‘Een gezellige én veilige kermis, wij hebben er weer zin in!’