Deze Wervershover is al 90 jaar. Hij kan prachtig vertellen over zijn leven, dat op 15 september 1931 in ons dorp begint. Hij is van een tweeling, zijn zus Truus wordt nog net voor middernacht een dag eerder geboren. Moeder bepaalt dat zij allebei op de 15e zijn geboren. Hun geboorteplek is schuin aan de overkant van zijn huidige woning. Zijn eerste huis is al wel gesloopt.


Na de lagere school volgt Meindert de Tuinbouwschool in Wervershoof en daarna de Zaadteelt Vakschool in Bovenkarspel. Hij werkt vier jaar op de bouw bij Dirk Ruijter. Op het moment, dat de dienstplicht roept, werkt hij bij Klaas Schoenmaker. Die adviseert hem een eigen bedrijf te beginnen, zodat hij niet in dienst hoeft. Meindert volgt nog een extra opleiding voor het selecteren van aardappelen en loopt door vele aardappelvelden op zoek naar virussen. Hij krijgt uitstel, maar in 1951 ontkomt hij er niet aan. Tijdens zijn dienstplicht leert hij de Engelse taal, want wat moet hij nog in Nederland zoeken? Canada of Australië moet het worden.
Zover komt het niet. Na de dienstplicht begint hij een firma met Jacob Koomen, bollen kweken in de Wieringermeer. Lang geleden, in een tijd dat er nog ook net wordt geëgd achter het paard. Het vervoer gaat met de solex. Ondanks de goede oogst houdt de samenwerking op.

Na het overlijden van zijn opa aan moeders kant, koopt vader Warnaar het land in Wervershoof en betrekt het gezin de woning van opa in Zwaagdijk. Samen met zijn broers Piet en Maarten gaat hij aan de slag bij zijn vader. Elke werkdag op de fiets naar Wervershoof (1954-1958). Een kwartiertje fietsen en wanneer een brommer hen inhaalt, rijden zij daar achteraan en proberen zij deze bij te houden. Iedereen ziet dat en iedereen kent hen.

In 1958 trouwt Meindert met Gitta Laan uit Zwaagdijk-West. Meindert: “Door een driehoeksruil met verschillende gemeentes en de inspanningen van een gemeenteraadslid kregen we een woning achter het perceel van Arie van Velzen. We hadden een geiser voor warm water, een kelder en een poepdoos. Onze kinderen Cees, Piet een Mariette zijn in dat huis geboren. Ik kocht land in Hauwert en ging zelfstandig als tuinder aan het werk. Er waren geen materialen om bijvoorbeeld tulpen te drogen, die lagen in bakken op de huiszolder te drogen. Door een te kort aan bakken stortte ik de krokussen los op de boetzolder. In 1967 verhuisden we naar het huis waar ik nu nog steeds woon. Hier kregen we Siem en Irene. Het ging jarenlang goed met mijn tuinderij. Ik verbouwde tulpen, aardappelen en groenten. Ik was ook altijd bezig om dingen te bedenken, te improviseren, er was geen probleem dat niet opgelost kon worden. De kunst was om teelt te hebben die voor een continu inkomen zorgde. Prachtig vond ik dat, en het ging me ook goed af. Na de ruilverkaveling wilde ik een nieuw avontuur in de tuinbouw niet aangaan. Ik werkte ook een tijdje bij de havens in de wintermaanden na de bouwerij en bij Ooms in de wegenbouw. Het zinde me niet, kon slecht tegen de mentaliteit en het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Ik ging voor een keuring, een assessment, bij het arbeidsbureau. Men zag in mij een leidinggevend persoon. Ik kwam via een sollicitatie als werkleider aan de slag bij de Groenvoorziening van de Sociale Werkplaats. Eind jaren zeventig plantten we 130.000 bomen in de natte cel bij De Streek met een groep mensen met een verstandelijke beperking en gevangenismensen. De klus was geklaard met veel medewerking en een mooi eindresultaat geworden. Ik kreeg de complimenten van Staatsbosbeheer en Grondmij en ben daar heel trots op. Ze hadden er nooit voor gerekend dat we de klus konden klaren. Een week voor de oplevering zaten alle bomen in de grond en nu genieten er zoveel mensen van, al varend en fietsend. Later werd ik hoofdwerkleider en coördineerde ik al het werk in West-Friesland, buitenwerkzaamheden, magazijn en transport. Dat deed ik tot mijn 55e, het jaar dat ik lichamelijk ongemak kreeg en met invaliditeitspensioen ging.”

Maar stil zitten is er niet bij. Enthousiast vertelt hij vanuit zijn praatstoel verder. Het is erg gezellig aan tafel, waar ook zijn dochter Irene is aangeschoven. Zij geeft af en toe een voorzetje aan haar vader. Er is ook zoveel!

“Ik ben hovenier geweest voor de kerk. Rond de Kerst moesten er kerstbomen in de kerk worden geplaatst. Dat was nog een heel gedoe met die hoge kerstbomen. Mensen brachten ze op een gegeven moment zelf aan, of seinden ons in dat ze van hun boom af wilden en dat de bomen voor de kerst opgehaald mochten worden. Ik heb zelfs een keer op het altaar gestaan om dit op orde te brengen. Zo, dat is dus meteen mijn biecht, want ik heb dat altijd voor me gehouden. Pastoor Suidgeest belde me tijdens een windkracht acht een keer op. Er was een dikke tak van een populier op het dak van de pastorie gevallen, niet goed voor de leistenen natuurlijk, die zouden erdoor verschuiven of worden afgeveegd. Staande in de goot lukte het mij om die tak weg te trappen, leunend met m’n rug tegen het dak, met die windkracht om de oren en met mijn hoogtevrees. Een hachelijk klusje van de pastoor. Ik ben bestuurslid en notulist bij ‘De Zonnebloem’ geweest. Ik ging meewerken met vakanties aan boord van de Henri Dunant. Ik reed voor ‘tafeltje dekje’. Ik had dus genoeg om handen. Hand- en spandiensten bij familie, bewindvoerder van mijn jongste zus die een verstandelijke beperking had en getrouwd was met een psychiatrisch patiënt.”

Meindert vertelt over de vier stille omgangen in Amsterdam. Daar werd flink voor getraind, want vanaf het verzamelpunt in Zwaagdijk was dat 120 kilometer lopen, inclusief de omgang. Samen met zijn vrouw ging hij op reis naar Australië, Canada en veel landen in Europa. De opgedane Engelse kennis uit de diensttijd is nog goed van pas gekomen.

In 2005 werd Gitta ziek, Alzheimer. Dat gaat geleidelijk aan en zij lijdt daar ruim tien jaar onder. De laatste jaren in het Sint Nic te Lutjebroek zijn erg moeilijk voor hen. Gitta overlijdt in 2016. Irene toont mij een mooi boekwerk, waarin heel veel uit die tijd is opgeschreven.

Meindert woont nu alleen, maar verveelt zich niet. “Ik heb vijf kinderen, negen kleinkinderen en één achterkleinkind. Ik voel me er rijk mee. Ik doe alles zelf. Ik krijg eens per veertien dagen hulp. Ik eet nu zelf via ‘tafeltje dekje’, maar eens per week kook ik zelf met veel groenten. Een aantal jaren terug konden we grond bijkopen toen de supermarkt omging, we konden een mooi oprijpad maken en naast de schuur kon ik een groente- en fruittuin maken waar ik geregeld de vruchten van pluk.
Ik maak maaltijdsoep, een allegaartje met tien groenten en veel vlees. Ik speel thuis biljart en vis veel met Teun Alkemade. Met Cees, Piet en Irene ben ik wezen vissen in Noorwegen. Vorig jaar met Piet in Ierland waar het verschrikkelijk slecht weer was. Ik ga mee met de tijd. Ik ben computervaardig. Ik zing mee met een muziekprogramma om mijn stem te trainen en bij te blijven in deze coronatijd. Ik heb net nog twee uur gezongen, getraind zeg maar. Ik heb 75 jaar in het kerkkoor gezongen. Nu doe ik dat met ‘Vrienden bij het Gregoriaans’ in Wognum.”

Meindert Warnaar, een aardige enthousiaste senior, die prachtig vertelt. Achter hem hangt de Pro Ecclesia et pontifice, een kerkelijk onderscheiding vanwege zijn verdiensten voor de kerk. Irene en ik luisteren vooral naar zijn levensverhaal.

Samen met zijn zus Truus vierde hij zijn verjaardag. Een mooi feest gehad met familie en vrienden. Meindert heeft een huis vol hangen met kaarten en krijgt een week erna nog steeds gelukwensen. Logisch ook, zo’n man. De tweeling zegt iedereen hartelijk te danken voor zo’n mooie verjaardag.

Gerard Bot.

Vorig artikelSponsor een wedstrijdbal voor VVW voetbal
Volgend artikelSpeciaal concert “The Cats Aglow”