Voor het eerst sinds maanden stapt dochter Greetje weer binnen bij haar moeder. Het mag weer. Bijzonder dat ik voor het interview ook even binnen mag komen. Op 14 juni wordt ze 95. Ze blijft er laconiek onder. “Mijn moeder werd 102 dus ik ben er nog niet hoor…” De kwieke dame ziet er verzorgd uit. Zoals ze zelf zegt mankeert ze van alles wat je niet kunt zien, maar ze is helder van geest. Aan een interview voor de Binding werkt ze graag mee.
Ze is blij dat ze weer bezoek krijgt, maar tijdens de lockdown verveelde ze zich niet: “Tja, je moet je zien te vermaken. Ik puzzel veel en kijk graag naar NCIS en Hart van Nederland.” Greetje vult aan: “Ze heeft ontzettend veel kaarten per post ontvangen die ze steeds weer opnieuw leest.” Ook voor haar verjaardag heeft Marie al wenskaarten ontvangen van de parochiegemeenschap en Stichting Oud Onderdijk. Geweldig vindt ze dat. Ze is dan ook bekend en geliefd in de wijde omgeving, een vrouw met een rijk verleden.
Keut en kriel
Ze wordt op 14 juni 1925 geboren aan de Nes in Onderdijk en krijgt de naam Marijtje Haakman. Marie, zoals ze later wordt genoemd, ontmoet Nic Verlaat tijdens het bevrijdingsfeest in 1945. Nic, een echte ‘Kriel’ uit Nibbixwoud, fietst met een vriend naar Onderdijk om het einde van de oorlog te vieren. En om zijn toekomstige echtgenoot te ontmoeten, zo zou blijken. Marie herinnert zich nog precies wat ze aan had: een zwart gebloemde jurk met een roes om de rok van oranje crêpepapier. Het klikt tussen de twee. Weeks erna komt hij weer en zo groeit de liefde tussen keut en kriel.
“Ook mijn zussen hadden verkering en dan zaten we als drie stellen op een rij bij mijn ouders in de schuur op de trap. Te vrijen onder de paraplu…”
Dansen in de kamer
Met groot gemak haalt Marie herinneringen op. Haar geheugen is goed. Ze is er een van vijf meiden en zeven jongens. Haar vader is tuinder en houdt van gezelligheid. Ondanks de armoede, beleeft Marie een fijne jeugd. “Mijn vader speelde mondorgel. Dan zetten we de tafel aan de kant, rolden we het karpet op en dansten we in de kamer. Tegenwoordig zie je de jeugd altijd met een glas drank in de hand. Wij genoten op een andere manier.”
De gezelligheid van thuis zet ze ook in haar eigen gezin voorop. Na haar trouwen verhuist ze met Nic naar de Simon Koopmanstraat in Wervershoof. Ze betrekken de schuur van ome Gert Haakman die Nic met eigen handen omtovert tot een fijne woning.
Nic werkt bij ome Gert achter op het land waar ze spinazie en wortelen verbouwen voor de veiling. Marie helpt mee met de verkoop van groenten aan de weg. Ze krijgen zeven kinderen: tweeling Koos en Hein, Kees, Aad, Ton, Simon en dochter Greetje. Als Nic inmiddels in Onderdijk werkt en de woning te klein wordt, huren ze een huis aan de Kalverstraat. Het moet nog gebouwd worden. Tijdelijk woont het gezin in 1963, tijdens de strenge winter, in een schuur. “Mensen hadden medelijden met ons, maar wij hadden verwarming en dat had niemand in die tijd.”
Platglas en pannenkoeken
Het gezin groeit op aan de Kalverstraat. Nic werkt op het land in Onderdijk waar ze gewassen telen in broeikassen onder platglas: meloenen, komkommers, aardbeien. In de paadjes ertussen groeit radijs. Er is geen geld voor vakantie, maar als uitje mogen de kinderen mee naar het land. Greetje: “Heerlijk was dat. Papa bouwde een hut van kisten en mama bakte pannenkoeken op een petroleumstelletje. Ondertussen trokken we wortels uit de grond die we schoon spoelden in de sloot. Nergens zo lekker.”
Uien op brood
Ook die periode kent veel armoede. De verbouw van tulpen wordt een fiasco, alles is verzuurd. Maar Marie houdt het gezin op inventieve wijze draaiende. Ze bakt uien voor op brood en maakt broeken van een oude jas. Ze hebben niets, maar het gezin komt niets te kort. Haar moeder zei: “Marie maakt van elke gulden een knaak”.
Overal thuis
Om zijn gezin te onderhouden, pakt vader Nic alles aan. In de winter, als het platglas stil ligt, werkt hij bij Bruynzeel, in de botenbouw en bij transportbedrijf Koomen in Medemblik. Zo brengen zij de kinderen groot en eindigen ze samen het werkzame leven. Tijd voor een kleinere woning. Een kleine 20 jaar geleden betrekken Nic en Marie een aanleunwoning aan de Schenkeldijk. Verhuizen is geen probleem voor Marie. “Ik voel me overal thuis. Waar mijn brood is, is mijn vaderland.”
Verdriet en vreugde
In 2008 overlijdt vader Nic. Een groot gemis, maar Marie vindt veel steun en vreugde bij haar gezin. Inmiddels heeft ze 19 kleinkinderen en 24 achterkleinkinderen. Binnenkort komt er nog eentje bij. Aan de muur hangt een foto van haar met al haar nazaten, gemaakt op haar 90e verjaardag. Ook dit jaar stond een groot feest voor meer dan 100 personen gepland in ’t Fortuin. Dat gaat niet door, maar Marie wordt zeker niet vergeten.
Stophoest en pepernoten
Marie redt zich nog prima in de aanleunwoning waar ze zorg krijgt van het Sint Jozef. Drie dagen per week gaat zij naar de dagverzorging waar ze met anderen spelletjes doet zoals klaverjassen, sjoelen en rummykubben. Vanuit haar ruime woonkamer geniet ze van de Hollandse lucht en het vrolijke zwaaien van voorbijgangers. Voor haar verjaardag hoopt ze op bezoek van familie in kleine groepjes. Voor de kinderen liggen er altijd stophoest en pepernoten van de bakker klaar.
Rijk tevreden
Terugkijkend op haar lange leven, mijmert ze: “We hebben alles uit het leven gehaald dat we eruit konden halen. En nog steeds doe ik dat. Niet zeuren, maar als je huilen wil mag je huilen. Ik voel me rijk tevreden. Mijn droom voor de toekomst? Dat ik nog lang en gelukkig dichtbij mijn joôs mag blijven!”
Tekst: Mieke de Beer-Koomen