“Vreet je heer op, dan ken je pruiken skoiten” en “ben je helegaar bevroren!”
Het zijn kenmerkende uitspraken van vader Piet Hauwert. Die moeten er echt in hoor, benadrukt Trudy. Zijn bekende uitspraken behoren tot de weinige vrolijke herinneringen die zij heeft van haar vader. Als jongste telg van het gezin kent zij hem vooral als in zichzelf gekeerde man die veel dronk en in het dorp een slecht aanzien had. Maar klopt dat beeld eigenlijk wel? En hoe is haar vader dan zo geworden? 100 jaar na zijn geboorte gaat dochter Trudy Borm-Hauwert (60) op onderzoek uit en deelt zij haar verhaal met ons. Waarom? Omdat ze zijn naam wil zuiveren. Misschien niet nodig voor de buitenwereld, maar des te belangrijker voor haar binnenwereld. Je voorouders leren begrijpen heelt eigen wonden en doorbreekt het doorgeven daarvan aan volgende generaties.
Vorige week publiceerden we deel 1 van het verhaal van Piet Hauwert. Deze week het tweede en laatste deel.
Het eerste jaar in Limburg verloopt voorspoedig. Het huis is mooi en nieuw en het gezin weer compleet. Piet heeft een enorme drive. Slapen vindt hij zonde van zijn tijd. “Op bed gaan de meeste mensen dood”, zegt hij. Dus maakt hij graag uitstapjes en is hij altijd doenig. Hij geniet van zijn kinderen en brengt de liefde voor muziek over. Hij speelt vaak op zijn witte mook en Peter en Merya gaan op accordeon les. In 1963 raakt Rie opnieuw in verwachting. De zwangerschapshormonen doen haar goed. Op 5 oktober komt Trudy ter wereld. Met haar geboorte keert ook de depressie terug en lijkt nog een nieuwe zwangerschap vanzelfsprekend. Maar Rie is geestelijk en lichamelijk op. Van de pastoor krijgt ze toestemming om de pil te gebruiken.
Het zware huishoudelijke werk en de zorg om opgroeiende kinderen drukken hard op de breekbare schouders van Rie. Net als de depressie die zij als donkere deken met zich meezeult. In die tijd wordt het ook voor Piet zwaarder om steeds opnieuw weer de schouders eronder te zetten. Ergens in Limburg verliest hij de luchtigheid die hem al die jaren had voortgestuwd. Het is niemands schuld, het leven doet zijn ding.
Piet ziet zijn missie om zijn vrouw gelukkig te maken mislukken en verlangt terug naar Wervershoof. Naar zijn vrienden en zijn ouders.
Terug naar Wervershoof
In februari 1968 gaat het gezin terug naar Wervershoof waar zij een huurhuis aan de Burgemeester Raatlaan betrekken. Het huis in Limburg moet met verlies zijn verkocht want na de verhuizing betrekken zij een huurhuis in plaats van een koophuis. Hoewel er een groot gevoel van thuiskomen heerst is er bij vader Piet iets geknakt. Hij heeft gefaald en weet niet wat te doen om het tij voor Rie te keren. Langzaam maar zeker raakt hij verbitterd.
Piet gaat als opperman, samen met zoon Peter, aan het werk op de bouw. Met een busje trekken ze van Haarlem naar Hoorn, Purmerend en over het Noordhollandsch Kanaal. Een ernstig ongeluk tijdens het werk, maakt een einde aan de vliegende start van vader en zoon. Een engeltje op de schouders redt hen, maar het betekent het einde van Piet zijn werkende leven zoals hij dat gewend was. Hij is nog geen 50 en deels afgekeurd, maar thuiszitten is geen optie. Hij heeft geen werk en geen doel meer. Wat nu?
Ondertussen is het thuis vaak een zoete inval. Vrienden van de kinderen komen graag in huize Hauwert. Althans, zo beleeft Trudy het als klein meisje. Ze is 4 als ze met haar zussen en broer Hans naar de basisschool gaat aan de Dorpsstraat. Ze heeft veel vriendjes en vriendinnetjes en van de dreigende armoede, merkt ze weinig.
Piet gaat nog enige tijd in de kost in Zwolle waar hij werkt in een klinkerfabriek, maar zijn lijf kan het zware werk niet meer aan. Hij keert terug naar Wervershoof waar hij, inventief als hij is, groenten en aardappels verbouwt op het stukje grond naast hun huis. Goed voor steeds weer een voedzaam maal voor zijn gezin. Maar moeder blijft worstelen met depressies en krijgt niet de juiste hulp. Om de gespannen sfeer te ontvluchten gaat Piet veel naar vrienden en samen naar de kroeg. De alcohol werkt verdovend en met zijn mook brengt hij leven in de brouwerij. Anderen identificeren hem vooral met de drank en het kroegleven. Het levert hem de naam ‘Pietje Gek’ op.
Als ze opgroeit merkt Trudy dat haar vader een slechte naam heeft op het dorp. Van een vriendinnetje krijgt ze te horen dat ze niet met haar mag omgaan. Uit onwetendheid en angst, realiseert zij zich nu, maar als kind zorgde het voor pijn en schaamte. Thuis is er veel ruzie, de drank maakt haar vader agressief. Het overschaduwt de mooie momenten. Soms mag zij op zondag met haar vader mee uit wandelen naar Nell Kaai. Daar zijn ganzen en een papegaai en drinken ze koffie met veel melk. Een traktatie. Trudy speelt in de kamer, daar op dat moment lijkt alles goed. Een herinnering die Trudy koestert.
Verder van huis dan ooit
In 1976 gaan Rie en Piet uit elkaar. Hoewel ze niet met en niet zonder elkaar lijken te kunnen, is een scheiding onvermijdelijk. Rie blijft met de nog thuiswonende kinderen in het huis en Piet betrekt de ouderlijke woning van zijn ouders die op hun beurt naar het Sint Jozef gingen. Meer en meer zoekt hij zijn toevlucht in het café. Vriend Kees Ruiter neemt hem onder zijn hoede. Hij vindt dat hij Piet moet beschermen en bezorgt hem een baantje bij de veiling in Bovenkarspel. Kees en zijn vrouw steunen hem op alle fronten. Op zijn beurt is Piet een trouwe vriend die helpt bij de op- en afbouw van de kermistent in 1978. In die tijd gaat hij ook 6 weken naar zijn zus Truus en haar man Tinus Koper in Canada. Gelukkig maar, want het contact met zijn vrouw en kinderen neemt af. Het thuis dat Piet voor hen had gezocht is verder weg van huis dan ooit.
Trudy leert haar vader nooit goed kennen en leeft lang in de veronderstelling dat het een in zichzelf gekeerde man was. Hij woont op diverse plaatsen, in Blokker en Wervershoof. Ze neemt lange tijd afstand van haar vader en als hij op 4 augustus 1994 in Duin en Bosch in Castricum overlijdt, is hij een groot raadsel voor haar. De verhalen van haar moeder, gekleurd door de depressies en de verhalen in het dorp, geven haar geen goed gevoel. En juist dat blijft knagen. Haar moeder krijgt in 1995, ze is dan 70, eindelijk de hulp die ze nodig heeft. De huisarts schrijft haar antidepressiva voor. Als een blad aan een boom slaat zij 180 graden om; ze is belangstellend en vrolijk. Eindelijk zag zij het geluk in het leven. Had Piet dat ook maar kunnen zien. Voor haar en voor hen samen.
Pietje Gek, de muzikale man die vocht tegen het tij
Als Trudy samen met haar man Alfons Borm in 2013 restaurant ‘t Oude Postkantoor begint, keert het tij. “Oh, ben jij er een van Piet? Wat was dat een gezellige man!”.
Ze verlangt naar meer informatie over haar vader en gaat gesprekken aan met haar broers, zussen, vrienden van haar vader, een lieve vrouw uit Andijk die bij haar ouders heeft gewerkt en mensen in Limburg. Om cirkels rond te maken en patronen te doorbreken. Ze leert haar vader én haar moeder, die in 2014 overlijdt, op een hele andere manier kennen. Pietje Gek, de muzikale man die vocht tegen het tij. En verloor. Hoewel, met zijn 8 kinderen en hun kinderen heeft hij veel gewonnen. En die lijn duurt voort. Bedankt pa!
Nawoord van Trudy
Ik wil alle mensen die mij een ander beeld hebben gegeven van mijn vader hartelijk bedanken. Lieve mensen, omarm de mooie momenten in het leven, kijk naar het positieve, ook al lijkt het minuscuul en koester dit. Liefde heelt alle wonden.
Tekst: Mieke de Beer-Koomen
Tekst: Mieke de Beer-Koomen