Op 26 februari 1973 is het Middenkoor als Jonge-gehuwdenkoor opgericht door Pastor Janssen en Theo Spigt. Al gauw werd de naam veranderd in Regiokoor.
Wij verzorgden eigen themavieringen in Wervershoof, Andijk en Onderdijk, met soms uitstapjes naar andere parochies. We startten met een grote groep zangers en zangeressen onder de bezielende leiding van verschillende dirigenten/pianisten: Reint Bootsma, Jan Laan, Frank Hoebe, Arnoud Lansdaal, Marja Borst, Hans Sterk, Ton van Diepen en Amy. In 2008 stopten we, omdat onze pianiste en dirigente wilden stoppen. Pastor Suidgeest betreurde dat en vroeg na enige tijd Kees Ooijevaar of we met een groep door zouden willen gaan. Er zijn oud-leden opgeroepen en de naam werd Middenkoor.
Geen themavieringen meer, maar we luisterden de weekendvieringen, veelal in Wervershoof, op met Kees als dirigent en Ria Kappelhof als organiste. Nog steeds zijn we een hechte groep. Je zou ons nu Jonge-seniorenkoor kunnen noemen met nog steeds mensen van de beginjaren. Gelukkig zijn er enkele jaren geleden “verse” krachten bij gekomen. We repeteren elke eerste donderdag van de maand in De Inzet.
We hebben hele leuke uitstapjes en feesten meegemaakt: Volendam, Leuven, Texel, Den Haag en ons 25-jarig bestaan met een weekend in Egmond. We kenden ook verdrietige momenten bij het overlijden van dierbare koorleden. Er is gezongen bij huwelijken en bij onze eigen huwelijksjubilea. Lief en leed worden gedeeld. In de afgelopen 52 jaar is er veel gebeurd. We genieten nog steeds van het contact en het zingen met elkaar.
HERINNERT U ZICH DIT NOG?
Jarenlang plaatste pastor Janssen wekelijks een column in De Binding. Deze werden altijd graag gelezen, daarom plaatsen we door het jaar heen een aantal van deze leuke exemplaren op deze plek.
Woensdag 10 februari 1988
Een vader en moeder wilden weten wat hun kinderen later in de maatschappij zouden gaan doen. Ze plaatsten op tafel één sigaar, één borrel en één briefje van tien. De eerste zoon kwam binnen, nam het glaasje en vader zei: “Die wordt eigenaar van een grote zaak.” De tweede zoon kwam, nam de sigaar en vader zei: “Die wordt meer dan de eerste, die krijgt een eigen sigarenfabriek.” De derde zoon kwam, dronk de borrel leeg, stak de sigaar op en stopte het tientje in zijn zak. “Die wordt pastoor en zal meer dan wie ook door de mensen worden geëerd”, zei de vader. “Hola”, zei de moeder, “en onze dochter dan?” “Wat dochter? Die wordt niets, die moet wachten tot ze trouwt en dan zien we wel wat ze wordt, onze Truus”, zei de vader. Maar de dochter kwam binnen, zei dat ze alles had gezien en gehoord en zei verder: “Ik word boerin en de lieve broer die eigenaar wordt van een grote zaak is nergens als ik niet zorg dat hij te eten krijgt. En de rijke sigarenfabrikant mag dan veel geld verdienen en een sjiek pak aan hebben, maar zonder mijn boerderij en mijn werk sterft hij van de honger. En de pastoor al net eender; al zet ik mijn pet misschien voor hem af, hij is geen haar meer of minder dan ik. We kunnen elkaar niet missen en ik had in zijn schoenen kunnen staan en hij in de mijne.”
“Zo is het maar net”, zei de moeder vol trots, “onze Truus mag er zijn, ze heeft gelijk.” En vanaf die dag werd voortaan carnaval gevierd door iedereen met een boerenkiel en een boerenpet. We hopen dat u na de carnavalsdagen samen komt op Aswoensdag, om een begin te maken met de veertigdagentijd.